Het landelijk gebied omvat veel meer dan landbouw
Ambtenaren van het ministerie van Landbouw waarschuwden Wiersma in juli al voor de grote consequenties van het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) (NRC, 16 oktober 2024). De aandacht van minister Wiersma voor de landbouw is terecht, maar er speelt veel meer in het landelijk gebied. Natuur, landschap, water, bodem en leefbaarheid staan onder druk. Daarbij komt de vraag om extra ruimte voor militaire oefenterreinen, wonen, opwek van duurzame energie, bos, infrastructuur, drinkwater etc. Alle opgaven komen uiteindelijk samen in een gebied en liggen daarmee op het bordje van de plattelandsgemeenten. Nu minister Wiersma het NPLG en het transitiefonds heeft geschrapt, staan die voor een onmogelijke opgave.
Losse kanonskogels
Het Rijk vuurt met regelmaat beleid via losse kanonskogels af op het landelijk gebied. Op lokaal niveau moeten de gemeenten dan maar kijken hoe (rijks)beleid voor landbouw, natuur, militair terrein, wonen, infrastructuur en de opwek van duurzame energie samengaan. Met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) zette het vorige kabinet een nieuwe koers in. Het NPLG bood kaders en middelen voor het opstellen en uitvoeren van integrale gebiedsprogramma’s. Daarin leggen gebruikers van een gebied – agrarische en andere ondernemers, inwoners, natuurbeheerders – samen met de overheden de ingewikkelde gebiedspuzzel. Hoe voldoen we in dit gebied aan regelgeving voor stikstof, biodiversiteit en waterkwaliteit? Hoe betrekken we daarin ook andere lokale opgaven?
Puzzel
De puzzel is niet eenvoudig te leggen. De strijd om de ruimte wordt concreet op lokaal niveau: een zonneveld, een militair oefenterrein, nieuwe woningen, meer natuur, de kringlopen in de landbouw verder sluiten en toch het verdienvermogen op peil houden. Voor de leefbaarheid zijn bovendien voorzieningen van belang. We kunnen ons grondgebied niet groter maken, dus hebben we oplossingen nodig met samenhang. Met het NPLG daagde het Rijk allereerst de provincies uit om de puzzels te leggen. Dankzij intensieve gesprekken met partners zijn de provincies met gedragen en onderbouwde programma’s gekomen. Daar hadden ze meer geld voor nodig dan de 24 miljard uit het NPLG-transitiefonds. Toch leek er een begaanbare route te ontstaan voor het landelijk gebied: gebiedsprocessen met ruimte voor maatwerk op lokaal niveau en met steun vanuit het Rijk.
Gebiedsproces
Die aanpak vanuit gebieden is nodig en het werkt. De gebiedsaanpak erkent dat opgaven én gebieden allemaal verschillend zijn. Dat geldt voor de fysieke kenmerken van bodem en water, voor de inrichting en het gebruik van de gronden en voor de cultuur en de manier waarop mensen samenleven. Maatwerk per gebied; dat is precies waar gemeenten en provincies al tijden om vragen. De gebiedsaanpak werkt omdat de plannen van onderaf vorm krijgen. Gebruikers van het gebied leggen samen de puzzel, met oog voor elkaars belangen. In een gebied waar boeren bijvoorbeeld liever kiezen voor windmolens en inwoners voor zonnepanelen, krijgen beide partijen de vrijheid om samen de beste weg richting de energietransitie te kiezen. Dat leidt tot gedragen oplossingen. Het Rijk gaf naast de nationale kaders, ook de middelen en instrumenten om daar lokaal de best passende oplossing voor te vinden.
Donkere wolk
Voor gemeenten – elke vierkante centimeter grond in Nederland valt nu eenmaal in een gemeente – is de gebiedsaanpak de goede route om oplossingen te vinden voor de talloze knelpunten en juridische procedures waarmee we in het landelijk gebied te maken hebben. Dat geldt bij uitstek voor plattelandsgemeenten met een groot grondgebied en veel kleine kernen, zoals de P10-gemeenten. Voor onze gemeenten is het integreren van alle belangen in het landelijk gebied een hoofdtaak. Maar het NPLG is gestopt en een alternatief is er nog niet. Daarmee hangt een donkere wolk boven onze gemeenten. Want de vraagstukken zijn niet veranderd.
Vervangt innovatie de gebiedsaanpak?
De minister wil de landbouw doorontwikkelen met innovatie als aanjager. Het is de vraag of dat onze natuur redt en bijvoorbeeld ruimte schept voor woningbouw? En zijn de gevolgen voor de agrarische bedrijven wel zo positief? Nog meer investeren, waardoor alleen de grote bedrijven kunnen overblijven? Wat betekent dat voor de schaal van het landschap en de vitaliteit van de plattelandsgemeenschap? Door de landelijke beëindigingsregelingen (LbV en Lbv+) stopt een aantal veebedrijven. De emissie van stikstof op de natuur neemt daarmee af. Dat is goed. Maar de gemeenten staan buitenspel als het gaat om het hergebruik van de weidegronden. Zo raken we de grip kwijt op ons eigen grondgebied.
Daarom, beste minister: betrek de gemeenten en geef de regio de ruimte verder te gaan met de aanpak die met het NPLG is ingezet. Erken de kennis en inspanningen die hebben geleid tot de gebiedsgerichte aanpak die op tafel ligt. Stel gemeenten niet voor de onmogelijke opgave het zelf uit te zoeken Daarvoor zijn ons mooie buitengebied en de kwaliteit van leven op het platteland ons te lief.