mei 2024

Laat elke regio meetellen

In de aanloop van het commissiedebat Regio's en grensoverschrijdende samenwerking op 16 mei verstuurde de VNG onderstaande oproep naar de Tweede Kamer.

In de aanloop van het commissiedebat Regio’s en grensoverschrijdende samenwerking op 16 mei verstuurde de VNG onderstaande oproep naar de Tweede Kamer. Een oproep met een omarming van het P10-verhaal.

Geachte woordvoerders Binnenlandse Zaken,

Op donderdag 16 mei debatteert u met minister De Jonge over regio’s en grensoverschrijdende samenwerking. Wij vragen uw aandacht voor het Rapport Elke regio telt! In onze ogen is het noodzakelijk te komen tot een radicaal andere manier van werken tussen overheden: niet meer van bovenaf maar van onderop. Dat helpt ook om de systeemwereld van overheden en de leefwereld van inwoners dichter bij elkaar te brengen.

Tegen deze achtergrond pleiten gemeenten voor een nieuwe investeringslogica voor héél Nederland: van onderop en vanuit de leefwereld van inwoners. Wij vragen uw Kamer: maak serieus werk van een andere investeringslogica. Daarvoor moeten drie zaken geregeld worden:

  • Breid de 10 kansenagenda’s stapsgewijs uit naar alle regio’s, in plaats van te focussen op de tien regio’s uit het rapport;
  • Gebruik de kansenagenda’s als middel om tot beter rijksbeleid te komen;
  • Een structureel perspectief voor regio’s vergt goed bestuur.

Nieuwe investeringslogica
Van bovenaf naar van onderop!
Inwoners van Nederland verdienen gelijke kansen om gezond op te groeien, te leren, te ontmoeten, te werken en gezond oud te worden ongeacht van waar zij wonen. Uit Elke regio telt! wordt duidelijk dat het efficiency denken dat aan de basis ligt van veel rijksbeleid op allerlei plekken in het land kan leiden tot verschraling.
 
Wij zijn verheugd dat het kabinet opvolging wil geven aan het rapport en ervoor wil zorgen dat kansen voor alle Nederlanders gelden. Er is werk aan de winkel om dat recht te trekken op die plekken waar kansen nu onbenut blijven om brede welvaart voor heel Nederland waar te maken. Gemeenten denken graag mee, wij weten immers als geen ander hoe het er in de regio’s aan toe gaat en wat inwoners nodig hebben.
 
Het sterker maken wat al sterk is, heeft niet winst opgebracht die tevoren verondersteld werd. Immers dit is het effect: in de ene regio leidt gratis kinderopvang over de grens tot het verdwijnen van voorzieningen voor kinderen met een spiraal van verschraling als gevolg terwijl in de andere regio het wegvallen van die ene ‘niet-rendabele’ buslijn voor scholieren begin is van leegloop van het gebied. Zo is de instroom van internationale studenten voor sommige gemeenten een probleem, maar voor bijvoorbeeld grensgemeenten juist een economische kans. Een One-size-fits-all benadering voldoet niet. Daarom is een radicaal andere manier van samenwerken vereist. Beleid dient niet meer van bovenaf te worden opgelegd. In plaats daarvan moet uitgegaan worden van de vraag wat inwoners en gemeenschappen echt nodig hebben om te kunnen delen in de brede welvaart. Wat werkt voor mensen in het hele land?
 
Zet de inwoner centraal, niet het systeem: elke inwoner telt
We kennen in Nederland een sterke systeemwereld: een wereld van formele structuren, regels, procedures en instituties. Die systeemwereld leidt tot ordening, maar sluit niet altijd aan op de leefwereld van inwoners. Die leefwereld is gericht op individuele ervaringen, emoties en informele interacties. Het perspectief van de inwoner gaat steeds vaker kopje onder in de systeemwereld. Je merkt dat daar in brede zin onvrede over bestaat. Mensen willen meepraten en mee doen. Op onderwerpen die hen direct raken en die er voor hen toe doen willen ze het zelf doen. Dat vergt één overheid die heldere doelen vaststelt en die een algemeen kader biedt voor wat mogelijk is maar ook voldoende regelruimte overlaat aan de lokale praktijk. Daar ligt een taak voor de politiek. Dit veronderstelt ook dat de overheid die het dichtst bij de inwoners staat de kaders mede vormgeeft en de ruimte krijgt om de uitvoering samen met de inwoners, maatschappelijke partners en ondernemers ter hand te nemen.
 
Wij pleiten daarom voor 3 zaken:
1. Breid de kansenagenda’s stapsgewijs uit naar alle regio’s, in plaats van te focussen op de tien regio’s
We waarderen het dat het ministerie is gestart met de kansenagenda’s. Dat is een goed begin. De focus op de 10 regio’s is een logische start juist vanwege de grootste achterstanden of neerwaartse spiraal in deze regio’s. Benut vervolgens de kansen voor alle regio’s en breid het werken met kansenagenda’s stapsgewijs uit. Elke regio telt! beveelt aan dat alle regio’s kunnen werken aan een kansenagenda. Daarmee krijgen alle regio’s langjarige structurele financiering voor een agenda gebaseerd op lokale kansen. Dit moet wat ons betreft in de plaats komen van de veelheid aan incidentele middelen waarvan nu sprake is. Wanneer de kansenagenda’s voor alle regio’s zijn opgesteld kan het programma regio’s aan de grens worden stopgezet en zijn nieuwe regiodeals in de toekomst overbodig. Want deze instrumenten veroorzaken nu onderlinge competitie tussen gebieden maar doorbreken niet de mechanisme die zorgen voor regionale ongelijkheid.


2. Gebruik de kansenagenda’s als middel om tot beter rijksbeleid te komen
Kansenagenda’s zijn nooit een doel op zichzelf. Gebruik ze ook om te laten zien waar uniform en sectoraal rijksbeleid niet tot de gewenste oplossingen leidt. Zo vormen deze agenda’s de feedback op grond waarvan duidelijk kan worden waar uniform rijksbeleid tot hiaten leidt. Daarna kan het uniforme beleid voorzien worden van maatwerk om beter aan te sluiten bij waar regionaal en lokaal behoefte aan is.


3. Een structureel perspectief voor regio’s vergt goed bestuur
Wij pleiten tot slot voor een beleidsagenda met daarin heldere doelen voor de komende jaren. Dit helpt om gezamenlijk te werken aan goed bestuur, een thema dat op alle niveaus aandacht verdient. Een gezamenlijke agenda moet zorgen voor concrete afspraken en tenminste de volgende uitgangspunten bevatten:

  • Overbrug de kloof tussen beleid en uitvoering. Dat kan alleen door integraal te kijken naar problemen en de uitvoering, binnen de gestelde kaders, in handen te leggen van diegenen die hiervoor het beste zijn toegerust en nabij zijn. Dit vraagt om een aanpak van onderop, vanuit de praktijk waar beleid en uitvoering samen komen.
  • Deze werkwijze vraagt van alle betrokkenen een omslag in denken. Zo wordt nu door het rijk getoetst aan efficiëntie en doelmatigheid. Maatschappelijke effectiviteit is een beter toetsingskader en verdient nadere uitwerking.
  • Onderling vertrouwen. Als onderling de doelen helder zijn, kunnen we zaken loslaten en aan anderen overlaten die daar beter voor toegerust zijn.